Zoals vele andere dorpen in de Meierij was Schijndel een rustig en
voor die tijd een redelijk welvarend dorp dat omringd werd door bossen. Er was
een levende industrie door de kousen- en sokkenfabrikage, de kaarsenfabriek en
de klompenindustrie. De bevolking was oranje gezind en vanaf 1923 werden
jaarlijks door het Oranjecomité de koninginnefeesten tot tevredenheid van
eenieder georganiseerd.
Plein tegenover de pastorie
aan de Boschweg
Op 25 augustus 1939 nam de gemeenteraad van Schijndel het
besluit om aan het plein, gelegen tegenover de R.K. kerk aan de Boschweg, de
naam te geven: "Julianaplantsoen". De bomen die er gepland werden
kregen de namen van de leden van het Koninklijk Huis. Op 3 januari 1942 schreef
echter de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied het volgende
verhaal aan de:
Heeren Secretarissen Generaal der Nederlandsche Departementen,
die voor verdere verzending moesten zorgdragen:
Betreft:
Verandering
van namen van straten enz. die naar levende leden van het Huis van
Oranje-Nassau genoemd zijn.
In overleg met de Commissaris-Generaal voor de Openbare
Veiligheid en onder verwijzing naar diens in de pers gepubliceerde verordening
d.d. 17 september 1941 inzake het gebruik van de namen van levende leden van
het Huis van Oranje-Nassau bepaal ik dat straten, pleinen, parken en
waterwegen, alsmede publiekrechtelijke lichamen, privaatrechtelijke lichamen
waarbij een publiekrechtelijk lichaam betrokken is of instellingen die tot
openbare doelstellingen dienen (scholen, ziekenhuizen, tehuizen voor ouden van
dagen, enz.) bij welker benaming gebruik is gemaakt van de namen van levende
leden van het Koningshuis, een anderen naam zullen krijgen.
De volgende namen mogen bij de aanduidingen niet meer worden
gebruikt:
a. Wilhelmina of Koningin Wilhelmina
b. Juliana of Prinses Juliana
c. Beatrix of Prinses Beatrix
d. Irene of Prinses Irene
e. Bernhard zur Lippe Biesterfeld of
Prins Bernhard of Bernard.
Dit besluit moet terstond ten uitvoer worden gebracht.
Voor den Commissaris-Generaal
w.g. Stüler
Voor eensluidend afschrift,
Secretaresse
w.g. Vos
Reeds op 4
februari 1942 schreef de burgemeester van Schijndel terug
dat er in deze gemeente geen straten, pleinen enz., lichamen of openbare
instellingen bestonden welke de naam droegen van een der levende leden van het
Koningshuis.
Volgens ooggetuigen zijn zowel de naamborden bij de bomen alsook
het straatnaambord met het opschrift "Julianaplantsoen" direct bij
het uitbreken van de oorlog door plaatselijke NSB'ers weggehaald.
De enige bemoeienis die onze gemeente met de mobilisatie had was
dat er hier ter plaatse twee Staven waren gehuisvest. De Staf van de Vijfde Divisie
met Kolonel de Jong aan het hoofd was gehuisvest in het Patronaatsgebouw en de
Staf van het Derde Regiment Artillerie waarbij Overste Cramwinkel het commando
voerde was gelegerd in het St. Servatiusgebouw. De manschappen van beide
Staven bevonden zich in de Peelstellingen.
De eerste ontmoeting met de bezetter vond plaats op zaterdag 11
mei in de namiddag. Rond vier uur reed de eerste Duitse soldaat per motor door
onze gemeente. Hij kwam vanuit Heeswijk en reed vervolgens richting Boxtel.
Korte tijd later verschenen de troepen. Niet alleen vanuit Heeswijk kwamen zij
de gemeente binnen maar ook vanaf Veghel. Met open monden van verbazing werd
gekeken naar de hoeveelheid materiaal dat zij meebrachten.
De hele nacht trokken de Duitse troepen met zwaar materiaal en
kanonnen door onze gemeente richting Boxtel en St. Oedenrode. Het eerste verzet
stamt ook uit die dagen. Op last van de kantonnementscommandant Overste
Cramwinkel waren de bomen in het Achterste Hermalen en langs de weg naar Veghel
omgekapt om de weg te versperren. Maar met het materiaal dat de Duitsers hadden
waren dat voor hen geen noemenswaardige problemen.
Beangstigend werd het echter wel toen een dubbel woonhuis in de
Stationsstraat in brand werd geschoten en er een projectiel werd afgevuurd in
het centrum op de pomp in de richting van een groepje nieuwsgierigen dat in de
buurt van de pomp stond toe te kijken op welke brutale wijze de Duitsers zich
manifesteerden.
De pomp
Op eerste Pinksterdag - 12 mei 1940 - begon de bevolking wel te
ondervinden dat de overheersers in ons land en ook in Schijndel waren. Degene
die op die dag met de fiets op straat kwam was deze meteen kwijt. Zelfs de
fietsen van de niets vermoedende kerkgangers werden tijdens de
eucharistieviering meegenomen. Ook ontdekte motorrijwielen waren eenzelfde lot
beschoren.
Op deze eerste Pinksterdag sneuvelde de eerste Schijndeinaar
Sergeant-vlieger AJ.M. van Liempd.
In die namiddag riep Majoor-vlieger Raland alle vliegers en
waarnemers bij elkaar in zijn buro op het vliegveld van Noordwijkerhout. Hij
sprak de mannen toe en vertelde dat de toestand hoogst ernstig was. Het zat het
Nederlandse leger niet mee noch op het land noch in de lucht. Het Opperbevel
wilde echter met de luchtmacht nog één poging wagen en verlangde dat drie
toestellen de Duitse linies bij Wageningen zouden gaan bombarderen.
Jachtvliegtuigen zoals die tot dan steeds ter bescherming meevlogen waren niet
meer beschikbaar om de eenvoudige reden dat ze er niet meer waren. De
commandant vroeg zes vrijwilligers - drie vliegers en drie waarnemers - om deze
opdracht uit te voeren en hij gaf er bij aan dat het niet gemakkelijk zou zijn.
Sergeant-vlieger van Liempd was de eerste die zich meldde. Dan
kwamen zijn twee vrienden met wie hij de meeste frontvluchten had gemaakt.
Vervolgens meldden zich de drie waarnemers. Onder de toestellen - Fokker C-5
592 (verkenners, lichte bommenwerper) - werden nieuwe bommen gehangen en
benzine bijgetankt. Toen de toestellen klaar waren werd de bemanning door de
commandant persoonlijk uitgeleide gedaan. Nog een handdruk en de zes
vrijwilligers bestegen hun toestellen.
Fokker C5
Ze vlogen escadrille-ruim-verband, d.w.z. niet te dicht op
elkaar. Op de linker flank vloog de heer van Liempd. Ze vlogen zo laag
mogelijk, huisje-boompje-beestje zoals dat heet. Bij de Lek aangekomen vloog
het middelste toestel "bovenop" het water en de anderen boven de
uiterwaarden. Om weer vlug thuis te zijn werden alle krachten uit de oeroude
Fokkers gehaald. De toestellen dreunden en daverden en werden gloeiend heet.
Maar ze konden er tegen ondanks hun ouderdom waren ze ijzersterk. Ter hoogte
van Culemborg werden ze vanaf de grond met mitrailleurs beschoten en gelukkig
niet geraakt. Verder ging de tocht en in de verte zagen ze Wageningen al
liggen. Ten noord-oosten van Wageningen moesten ze zijn. Dan inééns: drie
Duitse jachtvliegtuigen, die in een duikvlucht op hen afkwamen. Waar deze zo
plotseling vandaan kwamen was voor hen een raadsel. Drie razendsnelle, zwaar
bewapende, moderne jagers tegen drie oude, langzame verkenners. Zij begonnen te
vuren en 'n sproeiregen van lood lieten ze op de oude Fokkers los. In deze
strijd kwam sergeant-vlieger A. van Liempd, op weg zijnde om een opdracht voor
het vaderland uit te voeren, op 12 mei 1940 om het leven.
Ofschoon tot medio mei 1942 het geheel vrij rustig verliep werd
onze gemeente van tijd tot tijd er wel aan herinnerd dat het oorlog was.
In juli 1940 vielen er vijf bommen in het Lieseind, waarvan er
zelfs een niet explodeerde. En gedurende de zomervakantie kwamen er honderd
kinderen uit Rotterdam hun vakantie hier doorbrengen omdat het voor hen tussen
de puinhopen thuis niet was uit te houden.
Ook onze agrariërs moesten aan het oorlogsgebeuren wennen. Ze
keken even raar op toen ze voor de geleverde melk aan de melkfabriek plotseling
met Duits geld werden uitbetaald terwijl de plaatselijke neringdoenden hun
goederen alleen tegen Hollands geld wilden verkopen. Met enig overleg werd dit
besluit dan ook teruggedraaid en kregen de boeren weer in Hollands geld
uitbetaald.